De inflatie in Nederland kwam in februari uit op 3,8 procent, blijkt uit een snelle raming van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit is een toename ten opzichte van januari, toen de inflatie 3,3 procent bedroeg. De stijging is vooral te zien in de categorie voedingsmiddelen, dranken en tabak, waar de prijzen met 7,5 procent stegen ten opzichte van een jaar eerder. Voor industriële goederen, waaronder elektronica, was de prijsstijging beperkter met een toename van 1,5 procent, meldt het CBS.

De inflatie wordt berekend op basis van de consumentenprijsindex (CPI), die de prijsontwikkeling meet van een breed pakket aan goederen en diensten. De snelle raming is gebaseerd op voorlopige gegevens en wordt later deze maand aangevuld met meer gedetailleerde cijfers. In de categorie ‘diensten’, waaronder bijvoorbeeld verzekeringen en reparaties vallen, stegen de prijzen in februari met 4,6 procent. Energieprijzen, inclusief motorbrandstoffen, daalden juist met 1,9 procent op jaarbasis.
Voor de elektroretail is vooral de ontwikkeling bij industriële goederen van belang. In die categorie vallen veel elektronische producten zoals televisies, wasmachines en smartphones. De stijging van 1,5 procent ligt lager dan de totale inflatie, wat erop wijst dat de prijsstijgingen in deze sector relatief beperkt blijven. Dit is een voortzetting van de trend van de afgelopen maanden, waarin de prijzen van elektronica slechts in beperkte mate stegen.
Naast de Nederlandse CPI publiceerde het CBS ook een inflatiecijfer volgens de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Deze kwam in februari uit op 3,5 procent, tegenover 3,0 procent in januari. Het belangrijkste verschil tussen beide indicatoren is dat de HICP geen rekening houdt met de kosten van wonen in een eigen woning. De HICP is vooral van belang voor de Europese Centrale Bank, die het cijfer gebruikt voor het monetaire beleid in de eurozone.